Nadere regels Wmo Gemeente Oisterwijk 2024
Nadere regels Wmo Gemeente Oisterwijk 2024
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oisterwijk;
gelet op het bepaalde in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;
gelet op de artikelen 5.2, 6.1, 6.2, 7.1, 8.6 en 9.1 van de Verordening Wmo gemeente Oisterwijk 2024
overwegende dat het noodzakelijk is om inwoners te ondersteunen als zij dusdanige beperkingen ondervinden bij hun maatschappelijke participatie en zelfredzaamheid dat zij niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg, met hulp van het sociale netwerk of met gebruikmaking van algemene voorzieningen hierin geheel of gedeeltelijk kunnen voorzien;
overwegende dat het noodzakelijk is om inwoners met psychische of psychosociale problemen en belanghebbenden die de thuissituatie hebben verlaten, al dan niet in verband met risico's voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, te ondersteunen bij het zich handhaven in de samenleving als zij niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg, of met hulp van het sociale netwerk of met gebruikmaking van algemene voorzieningen hierin geheel of gedeeltelijk kunnen voorzien;
vast te stellen de Nadere regels Wmo Gemeente Oisterwijk 2024.
Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
In deze nadere regels en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
- a.
- b.
- c.
- d.
Alle begrippen die in deze nadere regels worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, het Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning 2015, de Algemene wet bestuursrecht en de Verordening.
Hoofdstuk 3. Beoordeling aanspraak
Artikel 3.1 Afwegingskader voor toeleiding basisstructuur en specialistische hulp
Bij het bepalen of een individuele voorziening op grond van de Wmo nodig is, gelden de volgende stappen:
- 1.
Als de ondersteuningsvraag op eigen kracht door middel van het eigen netwerk en/of algemeen gebruikelijke voorzieningen of anderszins voor de inwoner beschikbare voorzieningen kan worden opgelost dan wordt dit ingezet en kan geen aanspraak gemaakt worden op een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015.
- 2.
Biedt eigen kracht of het eigen netwerk niet voldoende ondersteuning om de hulpvraag op te lossen en biedt een algemene voorziening, een algemeen gebruikelijke voorziening of een voorliggende voorziening, waaronder kortdurende ambulante hulp, wel voldoende ondersteuning aan het te bereiken resultaat, dan dient dit te worden ingezet en kan geen aanspraak gemaakt worden op een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015.
- 3.
Hoofdstuk 4. Gebruikelijke hulp en mantelzorg
Artikel 4.2 Gebruikelijke hulp
- 1.
- 2.
Gebruikelijke hulp vloeit rechtstreeks voort uit de sociale relatie, waarin het voeren van een gemeenschappelijk huishouden, het zo lang mogelijk kunnen blijven wonen in de eigen leefomgeving en het behoud van maatschappelijke participatie (zelfredzaamheid) een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het functioneren van de leefeenheid met zich brengt.
- 3.
- 4.
- 5.
- 6.
Gebruikelijke hulp wordt verleend ter ondersteuning bij het zelfstandig (kunnen blijven) wonen van de inwoner, waaronder het voeren van een gestructureerd huishouden, het vervoeren van en naar afspraken, het vervoeren van en naar een instelling of accommodatie en het uitvoeren van de dagelijkse noodzakelijke levensverrichtingen en bij het (kunnen blijven) participeren.
Hoofdstuk 5. Maatwerkvoorzieningen
Artikel 5.1 Huishoudelijke hulp
- 1.
- 2.
- 3.
- 4.
- 5.
- 6.
- 7.
- 8.
Het normenkader gaat uit van een gemiddelde situatie. Dit betekent dat dit normenkader niet
voor iedere inwoner passend is en er dus maatwerk moet worden aangeboden (meer of minder inzet) afhankelijk van de situatie van de inwoner. Het is steeds de vraag aan de consulent of het kenmerk leidt tot extra vervuiling en dus meer inzet nodig is om het resultaat te behalen. Indien er sprake is van een medisch geobjectiveerde beperking/belemmering van de inwoner kan er extra ondersteuning worden ingezet.
Artikel 5.2 Begeleiding, dagopvang en kortdurend verblijf
- 1.
- 2.
- 3.
- 4.
- 5.
Het college heeft Met Siem gemandateerd om vast te stellen welke ondersteuning en hoeveel uren aan ondersteuning er noodzakelijk is om de gewenste doelen en resultaten te bereiken. Dit wordt vastgelegd in een ondertekend plan van aanpak wat tevens de beschikking is. Het ondertekende plan van aanpak wordt aan de inwoner toegestuurd en hierin wordt de inwoner gewezen op zijn rechtsmiddelen.
- 1.
Dagopvang zijn activiteiten enkel gericht op het stabiliseren van de situatie en doorgaans ook op het ontlasten van de mantelzorger. Het gaat dan met name om inwoners met een te grote beperking om actief te kunnen deelnemen aan de samenleving, bijvoorbeeld bij dementie of ernstig niet aangeboren hersenletsel (NAH).
- 2.
- 3.
- 4.
- 5.
Het college heeft Met Siem gemandateerd om namens de gemeente vast te stellen welke ondersteuning en hoeveel uren aan ondersteuning er noodzakelijk is om de gewenste doelen en resultaten te bereiken. Dit wordt vastgelegd in een ondertekend plan van aanpak wat tevens de beschikking is. Het ondertekende plan van aanpak wordt aan de inwoner toegestuurd en hierin wordt de inwoner gewezen op zijn rechtsmiddelen.
- 1.
- 2.
- 3.
- 4.
- 5.
Artikel 5.3 Ontwikkelingsgerichte Arbeidsmatige dagbesteding
- 1.
Ontwikkelingsgerichte arbeidsmatige dagbesteding, in het vervolg genoemd, OAD zijn trajecten die gericht zijn op het realiseren van een maximale ontwikkeling op het gebied van participatie. Het gaat om participatie in de breedste zin; van een opleiding tot activering, en (vrijwilligers) werk. De trajecten kennen de volgende onderdelen:
- -
- -
- -
- 2.
- 3.
- 4.
- 1.
- 2.
Voor het beoordelen van een maatwerkwerkvoorziening beschermd wonen worden in eerste instantie dezelfde stappen doorlopen als genoemd onder artikel 3.1.
Centrum gemeente Tilburg voert namens de colleges van de gemeenten in de regio hart van Brabant de opdracht voor beschermd wonen uit. Het regionaal toegangsteam beschermd wonen voert de opdracht in de praktijk uit.
- 3.
- 4.
- 5.
Het college heeft Met Siem gemandateerd om vast te stellen welke ondersteuning en hoeveel ondersteuning er noodzakelijk is om de gewenste doelen en resultaten te bereiken. Dit wordt vastgelegd in een ondertekend plan van aanpak wat tevens de beschikking is. Het ondertekende plan van aanpak wordt aan de inwoner toegestuurd en hierin wordt de inwoner gewezen op zijn rechtsmiddelen.
- 1.
Een woonvoorziening is een maatwerkvoorziening in de vorm van een (bouwkundige) woningaanpassing of een hulpmiddel gericht op het normale gebruik van de woning. Onder normaal gebruik wordt verstaan dat de elementaire woonfuncties mogelijk moeten zijn, namelijk: slapen, lichaamsreiniging, toiletgang, het bereiden en consumeren van voedsel en het zich verplaatsen in de woning.
- 2.
- 3.
- 4.
- 5.
- 6.
- 7.
Als uit onderzoek blijkt dat verhuizen de goedkoopst adequate oplossing is wordt geen woonvoorziening verstrekt voor de woning waar inwoner op dat moment zijn hoofdverblijf heeft. Het onderzoek naar verhuizen als goedkoopst adequate oplossing vindt plaats als de noodzakelijke aanpassingen meer bedragen dan € 2.674,50. Indien er na een afgestemde zoekperiode zich geen reële mogelijkheid tot verhuizen heeft voorgedaan kan het college besluiten om alsnog een woonvoorziening toe te kennen.
Hoofdstuk 6 Verschuldigde bijdrage in de kosten maatwerkvoorziening en ritbijdrage
- 1.
- 2.
- 3.
- 4.
Wanneer begeleiding naar het oordeel van het college medisch noodzakelijk is, reist de begeleider gratis. Heeft de inwoner een indicatie voor medische begeleiding, dan kan deze alleen reizen wanneer de medisch begeleider meereist. Om als begeleider te kunnen worden aangemerkt moet de begeleider 16 jaar of ouder zijn.
Hoofdstuk 7. Persoonsgebonden budget
- 1.
Bij de verstrekking van een persoonsgebonden budget voor huishoudelijke hulp, een hulpmiddel, een woningaanpassing, een vervoersvoorziening dient te worden voldaan aan de door het college gestelde voorwaarden wat betreft de kwaliteit als bedoeld in de wet. Daaronder wordt in ieder geval verstaan dat de maatwerkvoorziening:
- a.
- b.
- c.
- d.
- 2.
Bij verstrekking van een Persoonsgebonden budget in de vorm van begeleiding, dagopvang, OAD, Kortdurend verblijf of Beschermd Wonen worden de volgende kwaliteitseisen gesteld:
- -
- -
- -
- -
- -
Naast de bovenstaande eisen moet een zorgverlener ook aan de onderstaande eisen voldoen om in aanmerking te komen voor het tarief van de professionele zorgverlener.
- -
- -
- -
- -
- -
- -
- -
- -
Kwaliteitseisen voor de PGB-zorgverlener:
- 1.
- 2.
- 3.
- 4.
- 5.
- 6.
- 7.
- 8.
- 9.
- 10.
- 11.
- 12.
Is verplicht het bij de toezichthouder te melden wanneer zich een calamiteit heeft
voorgedaan of wanneer er sprake was van geweld bij de verstrekking van een voorziening
(artikel 3.4. lid 1 Wmo 2015). De calamiteit of geweldsincident dient binnen 3 dagen gemeld
te worden via www.ggdhvb.nl/toezichtWmo.
- 13.
verstrekt bij en naar aanleiding van een melding aan de toezichthoudende ambtenaar de
gegevens die voor het onderzoeken van de melding noodzakelijk zijn. Hieronder ook
begrepen de persoonsgegevens, gegevens betreffende de gezondheid en andere bijzondere
persoonsgegevens (als bedoeld in de Algemene Verordening Gegevensbescherming).
- 14.
- 15.
- 16.
- 17.
- 18.
- 19.
- 20.
- 21.
- 22.
- 23.
- 24.
- 25.
- 26.
- 27.
- 28.
- 29.
Artikel 7.4 Budgetperiode en afschrijvingstermijn
- 1.
Het persoonsgebonden budget wordt geacht in ieder geval toereikend te zijn voor zover van toepassing met de normale afschrijvingstermijn die geldt voor de met het persoonsgebonden budget aan te schaffen dan wel in te kopen maatwerkvoorziening. Daaronder kunnen ook de onderhoudskosten en verzekering worden gerekend.
- 2.
- 3.
Afschrijvingsprincipe terugbetaling
Als een maatwerkvoorziening die is aangeschaft met een persoonsgebonden budget door de inwoner niet meer wordt gebruikt kan het college het persoonsgebonden budget terugvorderen op basis van de restwaarde van de maatwerkvoorziening.
Hierbij geldt het volgende afschrijvingsprincipe:
- -
- -
- -
- -
- -
- -
- -
- 4.
Artikel 7.5 Persoonsgebonden budget woningaanpassing
- 1.
- 2.
- 3.
- 4.
- 5.
De inwoner aan wie een persoonsgebonden budget is verstrekt voor het realiseren van een woningaanpassing aan de eigen woning is verplicht zorg te dragen voor een opstalverzekering die in voldoende mate de te verzekeren waarde van de woning dan wel de getroffen woningaanpassing dekt voor het risico van schade.
Artikel 7.6 Hoogte persoonsgebonden budget woningaanpassing
De hoogte van het persoonsgebonden budget voor een woningaanpassing kan worden afgestemd op:
- a.
- b.
- c.
- d.
- e.
Artikel 7.8 Hoogte pgb hulpmiddelen en vervoersvoorzieningen
- 1.
De hoogte van een persoonsgebonden budget voor hulpmiddelen en vervoersvoorzieningen bedraagt in ieder geval niet meer dan de huur dan wel de aanschafprijs van de goedkoopst passende maatwerkvoorziening in natura, waaronder gerekend onderhoud, reparatie en verzekering, zoals die door het college aan de gecontracteerde aanbieder verschuldigd is.
- 2.
- 3.
Artikel 7.10 Hoogte persoonsgebonden budget voor begeleiding, dagopvang, OAD, kortdurend verblijf
- 1.
- 2.
- 3.
- 4.
Het is toegestaan om een hoger tarief met de zorgverlener af te spreken mits de resultaten zoals beschreven in het plan van aanpak worden behaald. Het afspreken van een hoger tarief dan de tarieven in dit hoofdstuk beschreven zal nooit leiden tot een verhoging van het persoonsgebonden budget of het toekennen van meer dagdelen of uren tegen dit hogere tarief.
- 5.
Het college beoordeelt op basis van het budgetplan of het resultaat zoals beschreven in het plan van aanpak, met het voorstel van de inwoner en zijn zorgverlener, redelijkerwijs kan worden behaald. Indien het college van mening is dat het resultaat niet kan worden behaald, wordt het budgetplan afgewezen.
Hoofdstuk 8. Tegemoetkoming meerkosten
Artikel 8.1 Tegemoetkoming sportvoorziening
- 1.
- 2.
- 3.
- 4.
Een sportvoorziening kan worden toegekend, wanneer het voor de cliënt zonder sporthulpmiddel niet mogelijk is om een sport te beoefenen en de kosten hiervoor aanzienlijk hoger zijn dan de gebruikelijke kosten die een persoon zonder beperkingen heeft voor dezelfde (of een vergelijkbare) sport.
Om voor een sportvoorziening in aanmerking te komen, moet er sprake zijn van een actieve sportbeoefening. De ervaring leert dat sportclubs, sponsors of fondsen vaak bereid zijn een deel van de kosten te vergoeden. De gemeente is verder niet verplicht om sporten op hoog niveau mogelijk te maken.
Artikel 8.2 Tegemoetkoming verhuis- en inrichtingskosten
- 1.
Voor inwoners die op grond van artikel 5.5, zevende lid, niet in aanmerking komen voor een woningaanpassing, omdat verhuizen naar een andere woning de goedkoopst passende oplossing is, kan het college een verhuiskostenvergoeding toekennen. Dit is een financiële tegemoetkoming voor verhuis- en inrichtingskosten.
- 2.
Hoofdstuk 9. Overgangs- en slotbepalingen
Aanvragen die bij het college zijn ingediend voor inwerkingtreding van deze nadere regels en waarop nog niet is beslist per datum inwerkingtreding hiervan, worden afgehandeld krachtens deze nadere regels.
Artikel 9.2 Intrekking Nadere regels Wmo Gemeente Oisterwijk 2023
Met de inwerkingtreding van deze nadere regels worden de Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Oisterwijk 2023 ingetrokken met dien verstande dat besluiten die zijn genomen op grond van deze nadere regels met de daarbij behorende rechten en plichten in stand blijven.
Aldus besloten in de vergadering van het college van 05 maart 2024.
Het college van burgemeester en wethouders van Oisterwijk,
Secretaris,
Marco Wilke
de burgemeester,
Hans Janssen
- 1.
Het college inventariseert als eerste de hier genoemde omstandigheden.
De aard van de ondersteuningsbehoefte kan zeer divers zijn. De inwoner kan aangewezen zijn op hulp bij zelfzorg, de thuisadministratie, het plannen of ondernemen van dagelijkse activiteiten in het kader van participatie of bij problematisch gedrag. De mate van zelfredzaamheid is enerzijds afhankelijk van de beperkingen die de inwoner daarbij ondervindt. Anderzijds wordt de mate van zelfredzaamheid bepaald door wat de inwoner wel zelf kan al dan niet met hulp van anderen of met gebruikmaking van bijvoorbeeld algemene voorzieningen (zie hoofdstuk 4 van de Verordening; beoordeling aanspraak). Het college houdt in ieder geval rekening met hulp bij of het overnemen van activiteiten of taken die naar algemene maatstaven in de persoonlijke levenssfeer onderling aan elkaar moet worden geboden. Zie verder onder het kopje ‘de aard van de relatie van de persoon binnen de leefeenheid met de inwoner van deze beleidsregels.
Ook de omvang van de ondersteuningsbehoefte kan divers van aard zijn. Zo kan de inwoner zijn aangewezen op permanent toezicht hetgeen zware eisen kan stellen aan de persoon van wie gebruikelijke hulp wordt gevergd. Daarnaast kan de totale omvang van de ondersteuningsbehoefte met zich meebrengen dat (deels) niet meer van gebruikelijke hulp kan worden gesproken. Dat deel kan daarom als boven-gebruikelijk worden aangemerkt, tenzij het uitstelbare ondersteuning betreft of bijvoorbeeld gebruik kan worden gemaakt van andere oplossingen. Is dat niet aan de orde, dan kan het college een maatwerkvoorziening verlenen. Het kan echter ook gaan om een meer incidentele vorm van hulp die wel een structureel karakter heeft. Denk bijvoorbeeld aan hulp bij zelfzorg of participatie. De omvang van de ondersteuning kan onder de normale routine van de leefeenheid vallen. Denk bijvoorbeeld aan het uitzoeken en klaarleggen van kleding, het gezamenlijk eten, et cetera. In die gevallen zal de hulp al snel als gebruikelijke hulp kunnen worden aangemerkt.
Kortdurende of een langdurige ondersteuningsbehoefte
Afhankelijk van de aard van de beperking kan er een kortdurende of een langdurige ondersteuningsbehoefte bestaan bij de inwoner. Bij een kortdurende ondersteuningsbehoefte is er uitzicht op herstel in de mate van de zelfredzaamheid van de inwoner. In het algemeen geldt hiervoor een periode van drie maanden. Bij langdurig gaat het om een situatie waarbij de ondersteuningsbehoefte naar verwachting langer dan drie maanden aanwezig zal zijn. Indien er sprake is van hulp bij of het overnemen van activiteiten of taken die naar algemene maatstaven in de persoonlijke levenssfeer onderling aan elkaar geacht wordt geboden te worden, is het in principe niet van belang of sprake is van een kortdurende of een langdurige ondersteuningsbehoefte.
Tijdelijk overnemen eenvoudig schoonmaakwerk
Bij de beoordeling van de duur bij het (tijdelijk) overnemen van huishoudelijke werkzaamheden wordt ook in principe geen rekening gehouden met een onderscheid tussen een kortdurende of een langdurige ondersteuningsbehoefte. Ook wordt in principe geen rekening gehouden met de aard van de relatie. Het gaat er om of sprake is van een huisgenoot binnen de leefeenheid. Dat is in lijn met de regels zoals die golden onder de Wmo 2007. Wel kunnen individuele omstandigheden ertoe leiden dat geen gebruikelijke hulp wordt verlangd. Verder is het zo dat voor eenvoudige schoonmaakwerk geen maatwerkvoorziening wordt verleend.
- 2.
Als algemeen uitgangspunt geldt dat huisgenoten elkaar onderling gebruikelijke hulp moeten bieden. Immers huisgenoten binnen de leefeenheid hebben de keuze gemaakt om een duurzaam gezamenlijk huishouden te voeren. Dat maakt hen verantwoordelijk voor het functioneren van het huishouden. Het college moet wel rekening houden met de aard van de relatie die de persoon binnen de leefeenheid heeft met de inwoner. Dat betekent dat er onderscheid kan bestaan tussen wat van echtgenoten/partners ten opzichte van elkaar als gebruikelijke hulp kan worden aangemerkt, tussen kinderen ten opzichte van hun ouders en huisgenoten die bijvoorbeeld geen bloedverwantschap hebben met de inwoner. Zie verder onder het kopje ‘huisgenoten’ van dit protocol. Er wordt geen onderscheid gemaakt op basis van sekse, religie, cultuur, drukke werkzaamheden of persoonlijke opvattingen.
- 3.
Als de inwoner thuiswonende kinderen heeft, dan gaat het college er in beginsel vanuit dat de kinderen, afhankelijk van hun leeftijd en de ontwikkelingsfase, een bijdrage kunnen leveren aan het (tijdelijk) overnemen van huishoudelijke werkzaamheden. Ondersteuning bieden, zoals begeleiding, ligt minder voor de hand en dat beoordeelt het college dan ook in het individuele geval. De inzet van kinderen mag nooit ten koste gaan van hun welbevinden en ontwikkeling, waaronder het omgaan met leeftijdgenoten, het doen aan vrijetijdsbesteding en de schoolprestaties.
Kinderen binnen de leefeenheid
In geval de leefeenheid van de inwoner mede bestaat uit kinderen, dan gaat het college er vanuit dat de kinderen, afhankelijk van hun leeftijd en psychosociaal functioneren, een bijdrage kunnen leveren aan de huishoudelijke taken. Een volwassenen huisgenoot van 23 jaar en ouder dient het huishouden geheel over te nemen. Een 18- tot 23-jarige wordt verondersteld een eenpersoonshuishouden te kunnen voeren. Daarnaast kunnen zij eventuele jongere gezinsleden verzorgen en begeleiden. Onder de omstandigheden van het individuele geval kan ook andere hulp of ondersteuning van het meerderjarige kind aan de ouder(s) onder de gebruikelijke hulp vallen. Verder geleden de volgende uitgangspunten.
- •
- •
- •
- •
Algemene maatstaven in de persoonlijke levenssfeer
Het college houdt wel rekening met hulp bij of het overnemen van activiteiten of taken die naar algemene maatstaven in de persoonlijke levenssfeer onderling aan elkaar geacht wordt geboden te worden. Voorbeelden zijn:
- •
- •
- •
- •
- 4.
Het kan voorkomen dat er (tijdelijk) geen gebruikelijke hulp kan worden verwacht. Een reden daarvoor kan zijn dat de huisgenoot niet weet op welke manier zij gebruikelijke hulp kan of moet verlenen, maar dat wel kan aanleren. Denk bijvoorbeeld aan situaties waarin men wordt geconfronteerd met een ondersteuningsbehoefte van de inwoner door niet eerder aanwezige beperkingen zoals bij een niet aangeboren hersenletsel (NAH) of (beginnende) dementie. Of een huisgenoot die bijvoorbeeld nooit heeft geleerd huishoudelijke werkzaamheden uit te voeren, maar wel leerbaar is. Het college kan dan tijdelijk een maatwerkvoorziening inzetten om de gebruikelijke hulp aan te leren. De ondersteuning is dan ook gericht op het in staat te stellen om te gaan met (de gevolgen van) de beperkingen van de inwoner. Het spreekt voor zich dat de leerbaarheid van de inwoner hierbij ook een belangrijke rol speelt. Die kan betrekking hebben op het (leren) accepteren van de gebruikelijke hulp. De aard van en de mate van beperkingen spelen hierbij een belangrijke rol.
Geen gebruikelijke hulp verlangen
Voor zover een partner, ouder, volwassen kind en/of elke andere volwassen huisgenoot geobjectiveerde beperkingen heeft en/of kennis dan wel vaardigheden mist om gebruikelijke hulp aan de inwoner te bieden en deze vaardigheden niet kunnen worden aangeleerd wordt van hen geen gebruikelijke hulp verwacht.
Onder een huisgenoot wordt iedere persoon verstaan die tot de leefeenheid van de inwoner behoort. Onder een leefeenheid worden alle bewoners verstaan die een gemeenschappelijke woning bewonen met als doel een duurzaam gezamenlijk huishouden te voeren. Zie begripsbepalingen in de Verordening. Van hen wordt in principe verwacht gebruikelijke hulp aan elkaar te bieden. Het kan achtereenvolgens gaan om:
- •
- •
- •
- •
Als uitgangspunt geldt dat van echtgenoten/partners ten opzichte van elkaar meer wordt verwacht in het kader van gebruikelijke hulp dan van kinderen ten opzichte van hun ouders. Dat heeft te maken met wat gebruikelijk is volgens algemene maatstaven in de persoonlijke levenssfeer. Zo wordt het normaal geacht dat de ene partner de ander aanspoort tot bijvoorbeeld zelfzorg of hulp biedt bij de sociale redzaamheid.
Het algemene principe van de verantwoordelijkheid voor de leefeenheid geldt ook voor de hulp of ondersteuning van kinderen naar hun ouders toe. Voor kinderen ten opzichte van hun ouders kan dat bij begeleiding wel anders liggen. Het hoeft niet in alle gevallen zo te zijn dat het volgens algemene maatstaven in de persoonlijke levenssfeer gebruikelijk is dat kinderen hun ouder(s) bijvoorbeeld aansporen tot zelfzorg. Daarbij kan de mate van beperkingen en de noodzakelijke aansporing tot zelfzorg bepalend zijn.
De zorgplicht van ouders voor hun kinderen strekt zich uit over opvang, verzorging, begeleiding en opvoeding die een ouder (of verzorger), onder meer afhankelijk van de leeftijd en verstandelijke ontwikkeling van het kind, normaal gesproken geeft aan een kind, inclusief de ‘zorg’ bij kortdurende ziekte. Bij uitval van één van de ouders neemt de andere ouder de gebruikelijke hulp voor de kinderen over. Gebruikelijke hulp voor kinderen omvat in ieder geval de aanwezigheid van een verantwoordelijke ouder of derde persoon die past bij de leeftijd en ontwikkeling van het kind. Het overnemen van de gebruikelijke hulp van de kinderen kan een tijdelijke Wmo-aanspraak zijn, maar structurele opvang van kinderen in beginsel niet.
Huisgenoten ten opzichte van elkaar
Het algemene principe van de verantwoordelijkheid voor de leefeenheid geldt ook voor de hulp of ondersteuning van huisgenoten ten opzichte van elkaar. Gelet op aard van de relatie (bijvoorbeeld niet familierechtelijk) kan het zijn dat het volgens algemene maatstaven in de persoonlijke levenssfeer niet gebruikelijk is dat de ene huisgenoot de ander aanspoort tot bijvoorbeeld zelfzorg. Daarbij kan de mate van beperkingen en de noodzakelijke aansporing tot zelfzorg bepalen zijn.
Uitgangspunten zorg ouder voor kinderen
- •
- •
- •
- •
- •
- •
- •
- •
- •
- •
- •
- •
- •
- •
- •
- •
- •
- •
- •
- •
- •
- •
- •
- •
- •
- •
- •
- •
Het persoonsgebonden budget (Pgb) is een gelijkwaardig alternatief voor ondersteuning in natura. De professionele Pgb tarieven voor Wmo zijn gebaseerd op het goedkoopste adequate aanbod en afgeleid van de kostprijsberekening zoals de regio die heeft opgesteld voor de taakgerichte inkoop ZIN. Het Pgb tarief bedraag 85% van het ZIN tarief. Dit is gebaseerd op lagere kosten voor overhead en een lagere risico opslag.
Ook bij een Pgb geldt dat een adequaat aanbod volgens objectieve maatstaven verantwoord en toereikend is. Het gaat daarbij om een aanbod dat noodzakelijk is ter ondersteuning van zelfredzaamheid en participatie. Hierbij hoeft een oplossing niet aan alle wensen van betrokkene, hoe invoelbaar deze wellicht mogen zijn, tegemoet te komen.
Voor het professioneel tarief geldt dat de professional beschikt over een passende opleiding. Hiervoor gelden de zelfde eisen als bij ZIN. De zorgverlener verklaart gekwalificeerd te zijn voor de diensten die hij levert.
De informele Pgb tarieven zijn vastgesteld op 125% van het minimumloon
Als een hulpverlener niet gekwalificeerd is als professional, maar wel passende ondersteuning biedt geldt voor deze hulp ook het informele Pgb tarief van 125% van het minimumloon.
De tarieven worden jaarlijks geïndexeerd op basis van de daarvoor gebruikelijk index voor personele kosten(OVA) cq. de index voor de materiele kosten.
- 1.
- 2.
- 1.
- 2.
- 3.
- 4.
Tarieven logeeropvang op locatie (met overnachting)
- 1.
- 2.
- 3.
De bovenstaande tarieven zijn gebaseerd op opvang in een groep en gebaseerd op de daadwerkelijke aanwezigheid van begeleiding gedurende het verblijf. Voor locatiekosten is een bedrag van € 60,05 meegenomen in de bovenstaande tarieven en € 8,02 per uur voor begeleiding.
- 1.
- 2.
- 3.
- 4.
Tarieven Ontwikkelingsgerichte arbeidsmatige dagbesteding (OAD)